Bekijken

Vrienden als je autisme hebt; uitdaging of troef?

Positieve vriendschappen worden gekenmerkt door begrip voor wederzijdse wensen en intenties, respect voor elkaars grenzen en pro-sociaal gedrag. Kwaliteiten die misschien uitdagender zijn voor adolescenten met autisme. Dit onderzoek stelt de vraag in hoeverre de vriendschapskwaliteiten verschillen tussen autistische en niet-autistische adolescenten, en hoe dit zich verhoudt tot hun geestelijke gezondheid.

Vriendschappen: verschillende voorkeuren, dezelfde intenties?
Vriendschappen zijn belangrijk voor de meeste mensen. Vrienden geven een gevoel van sociale verbondenheid en worden doorgaans gekenmerkt door positieve eigenschappen, zoals liefde en vertrouwen. Jongeren vinden het een bron van geluk, ze hebben meer zelfvertrouwen en ervaren minder psychische problemen. Deze kunnen worden gekwalificeerd als de positieve vriendschapskwaliteit (PFQ).

Vaak wordt gedacht dat autistische adolescenten minder behoefte hebben aan vriendschappen. Dit kan niet verder van de waarheid zijn: autistische adolescenten streven ook naar vriendschappen, maar vinden het moeilijker om deze te initiëren en voort te zetten. Niet alleen dat, ze ervaren minder steun en verbondenheid dan hun niet-autistische leeftijdsgenoten.

Vriendschappen kunnen ook worden bepaald door hun negatieve aspecten, zoals jaloezie, dominantie, competitie en regelmatige conflicten — de zogenaamde negatieve vriendschapskwaliteit (NFQ). Uit eerder onderzoek blijkt dat autistische adolescenten meer conflicten ervaren in hun vriendschappen dan niet-autistische adolescenten.

De balans tussen de goede en slechte kanten van een vriendschap heeft invloed op de geestelijke gezondheid van adolescenten. In dit onderzoek wordt gekeken naar de samenstelling van deze balans bij autistische en niet-autistische adolescenten, en hoe dit zich verhoudt tot symptomen van depressie en angst.

Vriendschap meten
306 adolescenten (gemiddeld twaalf jaar oud) namen deel aan dit onderzoek, waarvan bij 104 de diagnose autisme werd gesteld (86 jongens/18 meisjes). Met behulp van de Best Friend Index (BFI) werd de kwaliteit van de vriendschappen gemeten, terwijl de symptomen van depressie werden gemeten met de Child Depression Inventory (CDI). De mate van angst werd onderzocht met behulp van een vragenlijst voor ouderrapporten.

Resultaten
De resultaten van dit onderzoek bevestigen eerdere bevindingen dat vriendschappen tussen autistische adolescenten minder positieve eigenschappen hebben in vergelijking met hun niet-autistische leeftijdsgenoten, terwijl het niveau van negatieve kenmerken niet verschilde tussen de groepen. Positieve vriendschapskwaliteiten waren gerelateerd aan minder depressieve symptomen voor beide groepen, terwijl het tegenovergestelde gold voor negatieve vriendschapskwaliteiten.

Opmerkelijk genoeg waren voor autistische meisjes positieve vriendschapskwaliteiten gerelateerd aan hogere niveaus van angst. Autistische meisjes kunnen meer moeite hebben om hun vriendschappen positief vorm te geven. Dit kan te maken hebben met het feit dat veel autistische meisjes denken en ervaren dat ze beter geaccepteerd zullen worden door hun niet-autistische leeftijdsgenoten wanneer ze proberen hun autistische eigenschappen te camoufleren.

Tot slot lijkt het erop dat de bevindingen van dit onderzoek het belang onderstrepen van positieve vriendschappen voor alle adolescenten, autistisch of niet-autistisch.

Je zou ook meer kunnen lezen over dit onderzoek hier.

1 Persoonstaal en identiteitstaal
Wat is de meest geschikte manier om mensen met de diagnose autisme aan te spreken, waarbij de taal van de persoon centraal staat (d.w.z. personen met autisme) of door gebruik te maken van taal waarbij de identiteit voorop staat (d.w.z. autistische personen)? In ons lab kiezen we ervoor om beide talen te gebruiken, omdat beide verschillende manieren bieden om het stigma van autisme en handicaps weg te nemen (Vivanti, 2020), en er is momenteel niet genoeg onderzoek om te wijzen op één universeel aanvaardbare en respectvolle terminologie (Dunn & Andrews, 2015).
„Personen met autisme”
: De taal waarin de persoon centraal staat, benadrukt de waarde van de persoon boven en buiten de handicap: het pleit ervoor dat een persoon met een handicap in de eerste plaats 'een persoon' is en dus alle mensenrechten, kansen en gepaste eerbied verdient zoals die aan elk ander mens worden toegekend (Vivanti, 2020). Het benadrukt ook de waarde, autonomie en uniciteit van de persoon, waarvan de handicap niet het bepalende kenmerk is (Wright, 1983). Voor het eerst voorgesteld binnen de beweging voor de rechten van mensen met een handicap (Kenny et al., 2016), was bedoeld om een positievere identiteit van mensen met een handicap te creëren (Bailey, 1991; Blaska, 1993) en zich te verzetten tegen de traditionele opvatting van invaliditeit als een medische aandoening die moet worden genezen of voorkomen (Williams, 1996). Uit een onderzoek in Nederland onder ongeveer 500 volwassenen met de diagnose autisme bleek dat de meerderheid de voorkeur gaf aan de persoonstaal (Wevers, 2020).
„Autistische individuen”: Identity-first language benadrukt dat een handicap zelf de reden kan zijn voor trots en feest (Vivanti, 2020). In sommige autistische gemeenschappen (Gernsbacher, 2017; Sinclair, 1999) wordt de voorkeur gegeven aan taal die de voorkeur geniet van een groot percentage autistische volwassenen, familieleden, vrienden en ouders (Kenny et al., 2016). Het vermijdt het bagatelliseren van de onafscheidelijke relatie tussen de persoon en de diagnose, en ontkent niet de mogelijkheid dat iemand trots kan zijn op zijn of haar identificatie. Het maakt ook gebruik van de algemene logica dat positieve en wenselijke eigenschappen aan de zelfstandige naamwoorden moeten voorafgaan, zoals we zouden zeggen „intelligente mensen” in plaats van „mensen met intelligentie”. De onderliggende opvatting van taal waarbij identiteit voorop staat, is dat autisme een uiting is van neurodiversiteit, in plaats van een pathologie, en dat de autismecultuur erkend, gewaardeerd en gevierd moet worden (Altman, 2001; Robertson & Ne'eman, 2008).

(Aangepast van p.17-18 in: Li, B. (2021, 10 november). Begrijpen, uiten en interageren: de ontwikkeling van emotioneel functioneren bij jonge kinderen met autisme. Lees meer hier.)